Soorten gehandicaptenparkeerkaarten

Voor een gehandicaptenparkeerkaart heeft u de keuze uit één van de volgende kaarten:

  • Bestuurderskaart
  • Passagierskaart
  • Instellingskaart

Bestuurderskaart (GPK-B)

U komt in aanmerking voor een bestuurderskaart als:

  • u zelf een auto of brommobiel bestuurt;
  • u een aantoonbare aandoening hebt van tenminste zes maanden;
  • u hierdoor niet verder kunt lopen dan 100 meter, ook niet met behulp van een loophulpmiddel.

De kaart is niet kentekengebonden, maar persoonsgebonden. U kunt de kaart in elke auto gebruiken.

Passagierskaart (GPK-P)

U komt in aanmerking voor een passagierskaart als:

  • u zelf geen auto rijdt, maar passagier bent;
  • u een aantoonbare aandoening hebt van tenminste zes maanden;
  • u hierdoor niet verder kunt lopen dan 100 meter ook niet met behulp van een loophulpmiddel;
  • u continu afhankelijk bent van de hulp van de bestuurder;
  • u niet zelfstandig kunt wachten op onbekend terrein totdat de bestuurder de auto heeft geparkeerd en/of
  • u permanent rolstoelgebonden bent.

De kaart is persoonsgebonden. Een combinatie van een bestuurderskaart en passagierskaart, een zogenaamde GPK-B+P, is mogelijk.

Instellingskaart (GPK-I)

Er kan ook een Gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt voor het (collectief) vervoeren van mensen met een beperking die verblijven in een zorginstelling.

Voor een instellingskaart gelden de volgende voorwaarden:

  • Het moet gaan om een instelling zoals bedoeld in artikel 5. Wet toelating zorginstellingen oftewel een WLZ-instelling.
  • Het personeel van de instelling moet belast zijn met het vervoer van bewoners die voldoen aan de wettelijke criteria voor het indienen van de aanvraag.
  • De aanvraag voor een instellingenkaart moet worden ingediend door het bestuur van de WLZ-instelling.