Vrijheid verteld: Het verhaal van Tjitske Oort-Houtman

30 april 2025, 08:34

In aanloop naar de herdenking op 4 mei publiceert het 4 en 5 mei comité van de gemeente Ommen een reeks persoonlijke verhalen, passend bij het thema van dit jaar: “80 jaar vrijheid”. Ook dit jaar heeft het comité met dankbaarheid gesprekken mogen voeren met inwoners die het dagelijkse leven tijdens de Tweede Wereldoorlog van dichtbij hebben meegemaakt. Hun herinneringen zijn vastgelegd om door te geven aan volgende generaties – omdat vrijheid niet vanzelfsprekend is.

Het verhaal van Tjitske Oort-Houtman

Haar vader werd in 1944 doodgeschoten door de beruchte landverrader Herbertus Bikker. Tjitske Oort-Houtman was toen nog maar een baby. Meer dan twintig jaar geleden, in een rechtszaal in het Duitse Hagen, stond ze oog in oog met de man die haar vader vermoordde. In datzelfde jaar sprak ze met Joop Bouma, onderzoeksjournalist bij dagblad Trouw. Ze vertelde over het blijvende litteken dat de oorlog op haar leven heeft achtergelaten. Onderstaande tekst is een doorvertaling van het originele interview van december 2003 in dagblad Trouw.

Aan wie dacht hij? Zijn vrouw, zijn kind?

Tjitske Houtman was een jaar of negen toen haar moeder haar een doos gaf. ‘Herinneringen aan jouw papa’ stond op het deksel. Die doos was het enige tastbare dat ze van haar vader bezat. Eigen herinneringen had ze niet. “Ik was een baby van net een jaar toen hij werd doodgeschoten.” In de doos zaten foto’s, brieven, bonkaarten, een oranje lint. En een bijbeltje dat Jan Houtman bij zich droeg toen hij op 17 november 1944 in een veestal bij Ommen werd omgebracht door landverrader Herbertus Bikker. “Mijn moeder vertelde me dat hij altijd dat bijbeltje op zak had.” Ze liet het boekje zien. Op de rijstpapieren pagina’s waren nog de bloedsporen zichtbaar van het drama dat de 27-jarige verzetsman overkwam.

Jan Houtman zou misschien allang zijn vergeten. Zijn naam hoorde in de lange rij van verzetslieden, mannen en vrouwen die in de oorlog hun leven waagden. Maar de gewelddadige dood van Houtman was in 2003 het onderwerp van een unieke strafzaak voor een Duitse rechtbank, tegen oud-SS’er Bikker.

Tjitske Houtman was zo vaak als ze kon in de zaal van het Landgericht in Hagen. Ze zat kaarsrecht op haar stoel, ingespannen luisterend. Tien meter van haar af zat de man die haar vader doodschoot. “Ik schrok in het begin wel dat hij zo dichtbij zat. Dat was wel wat beangstigend. Ik zou hem bijna een mep voor z’n kop kunnen geven.” Niet dat ze die neiging had. “Ik probeerde er te zitten als iemand die er niet bij hoorde. Ik deed erg mijn best me voor de emoties af te sluiten.”

Dat viel niet mee. Die week hoorde ze in Hagen uit de eerste hand hoe haar vader was toegetakeld door Bikker. Dat was bij de getuigenis van de toen 91-jarige Gerrit Willem Jalink uit Dalfsen. Jan Houtman zat in ’44 bij Jalink ondergedoken toen de verzetsman op klaarlichte dag werd opgepakt door Bikker.

Jalink moest daags na de schietpartij met de politie mee naar de stal, waar Houtmans lichaam had gelegen. In een mestgeul. Ze hadden hem naar buiten gehaald, wat gefatsoeneerd en zijn kleren verwijderd, waardoor Jalink de verwondingen goed kon zien. Zijn waarneming was belangrijk, omdat destijds door twee inmiddels overleden getuigen van de schietpartij werd verklaard dat Bikker van dichtbij nog schoten afvuurde op Houtman, terwijl deze zwaargewond op de grond lag. Bikker hield in verhoren echter vol dat hij alleen had geschoten toen Houtman op de vlucht was.

Maar Jalink vertelde de rechter dat Houtman niet alleen een wond had aan zijn heup, maar dat het lichaam ook in de rug schotwonden vertoonde. Aan de voorkant was een vuistgroot gat waar de kogels uit het lichaam waren gekomen, aldus Jalink. De verwondingen duidden op schoten van zeer korte afstand.

Tjitske Houtman had roerloos Jalinks verklaring aangehoord. “Moeilijk, ja. Het ging wel over mijn vader. Er spookten allerlei vragen door je hoofd. Aan wie zou hij in de laatste ogenblikken van zijn leven hebben gedacht? Aan zijn vrouw? Zijn kind?”

Achteraf dacht ze dat het in de onderduikperiode bij Jalink moest zijn geweest dat haar vader haar een keer opzocht in een kinderhuis in Beetsterzwaag, waar ze om veiligheidsredenen als baby was ondergebracht. “Het schijnt dat hij dol op mij was. Mijn moeder vertelde me dat hij van Ommen naar Beetsterzwaag reisde om met mij te wandelen in het bos. Een levensgevaarlijke onderneming in die tijd. Ik weet daar natuurlijk zelf niets meer van. Ik heb geen beelden van mijn vader.”

Het verhaal van Tjitske Houtman was het verhaal van zoveel tweede generatie oorlogsslachtoffers, van wie een deel toen, bij het uitsterven van de eerste generatie getroffenen, heftig met de nasleep werd geconfronteerd. De oorlog bepaalde nog steeds haar leven, al had ze met psychiatrische hulp haar weg weer kunnen vinden. Ze was vier jaar onder behandeling geweest. In 1988 raakte ze volledig arbeidsongeschikt en moest stoppen met haar werk als lerares aan de huishoudschool.

De band met haar moeder was tot aan haar overlijden in 2000 zwaar belast door het noodlot dat hen beiden in 1944 trof. “Mijn ouders waren pas getrouwd, hadden net samen een kindje. Papa zat in het verzet, thuis hadden we onderduikers. Uiteindelijk moest hij zelf ook onderduiken. Het moest een verschrikkelijk moeilijke tijd zijn geweest. En toen kwam ineens het bericht dat hij was doodgeschoten. Ze heeft het nooit kunnen verwerken. Ze heeft ook nooit hulp willen zoeken. Dat deed je niet in die tijd. Er was al die jaren na de oorlog voor mij geen ruimte in haar verdriet. Ik heb eindeloos naar haar verhalen moeten luisteren. Maar ik neem haar niets kwalijk. Ze kon er niet mee omgaan. En ik lachte altijd maar, ik stopte alles weg. Dat gaat een keer fout.”

Juist daarom wilde ze haar verhaal vertellen. “Er zijn duizenden generatiegenoten die met vergelijkbare problemen zaten. Mijn vader zat toevallig aan de goeie kant. Maar er zijn ook kinderen van foute vaders, die nog diep in de narigheid zaten. Ik was geen uitzondering.”

De slotfase van het hoofdstuk Bikker begon voor haar na een artikel in Trouw over een 59-jarige inwoner van Ommen. Ook hij zat vaak op de publieke tribune in Hagen. Zijn vader, ook verzetsman, zat gevangen in kamp Erika in Ommen. Hij was er zwaar mishandeld en kwam invalide uit de oorlog.

Tjitske Houtman: “Ik verslond alles wat er over Bikker in de kranten stond. Ik kon het allemaal vrij rustig lezen. Maar toen ik dat artikel over hem las, moest ik verschrikkelijk huilen. Ik kon ineens niet verder. Ik herkende zo veel. Ik heb contact gezocht. We hebben een emotioneel gesprek gehad. Onze lijnen liepen volledig gelijk.”

De Ommenaar nam haar in oktober mee naar de rechtbank. “Ik heb die nacht ervoor heel slecht geslapen. Onderweg vreselijke hoofdpijn gehad. Ik dacht, wat doe ik mezelf aan. In de hal zag ik Bikker voor het eerst in levende lijve lopen. Dan probeer je je gevoel uit te schakelen. Maar ik had het Spaans benauwd. Bikker zat telkens naar mij te kijken. Ik weet niet wat hij dacht, misschien herkende hij trekken in mijn gezicht?”

“De eerste keer toen ik thuis kwam uit Hagen had ik een gevoel van een overwinning op mijzelf. Ik was er sterker uitgekomen dan toen ik er heen ging. Ik kreeg gelukkig veel steun. Mijn man ving de eerste klappen op. Een overbuurvrouw zei: ik heb een kaarsje voor je aangestoken. Er waren mensen die helemaal voor mij klaarstonden. Ik belde ook altijd meteen met mijn dochters. Dan zaten we aan de telefoon te janken.”

Jarenlang was Jan Houtman voor Tjitske een onbekende, dappere vader naar wie in Ommen een straat was genoemd, die postuum onderscheidingen kreeg van de presidenten Eisenhower en De Gaulle voor zijn hulp aan ontsnapte krijgsgevangenen en geallieerde piloten. Een held, over wie haar moeder eindeloos dezelfde verhalen vertelde, maar van wie ze per saldo weinig wist. Contacten met de familie Houtman, die naar Canada emigreerde, waren er niet. In 1990 spoorde Tjitske Houtman de familie op en reisde naar Canada. Er was inmiddels een hecht contact tussen haar en een broer en zus van Jan Houtman.

Ze wist jarenlang slechts dat haar vader in het verzet had gezeten en op de vlucht was doodgeschoten. De toedracht was haar nooit verteld. Wel herinnerde ze zich vaag de ontreddering bij haar moeder toen de landverrader op eerste kerstdag 1952 samen met zes andere oorlogsmisdadigers ontsnapte uit de Koepelgevangenis in Breda. Ze wist nog dat de pasfoto’s in de krant stonden.

Pas in de jaren negentig, toen ze in een krant las dat de Friese nazi-jager Jack Kooistra Bikker in het Duitse Hagen had opgespoord, ‘ging er een belletje rinkelen’. “Er stond een foto in de krant en ik herkende die kop van de pasfoto’s na de ontsnapping uit Breda. Mijn moeder was er erg van overstuur. Waarom moet dat nou, zei ze. Waarom is hij nou gevonden, nu komt alles weer in de krant. Ik vond het terecht dat ze achter hem aan zaten.”

Maar het bleef stil. Justitie deed weinig. Enkele keren werd aan Duitsland gevraagd Bikker uit te wijzen, keer op keer weigerden de Duitsers. Tjitske Houtman ondernam ook zelf een poging de zaak in beweging te krijgen. Ze sprak een CDA-Kamerlid aan, maar dat leverde niets op.

In 1993 besteedde het KRO-programma Reporter aandacht aan de zaak. In de uitzending kwam ook de oude mevrouw Annie Bosch-Klink aan het woord. In de koeienstal van haar ouders’ boerderij was Jan Houtman destijds doodgeschoten. Zij vertelde hoe het was gegaan. “Ik kende haar niet. Ik hoorde mevrouw Bosch details vertellen die volkomen nieuw voor me waren. Hoe hij neergeschoten was. Dat zijn lichaam een etmaal in de koeienstront had gelegen. Ik vond het vreselijk. Ik kende het hoofd van Bikker uit de krant, maar toen zag ik ‘m ineens op tv. Dat was schrikken.”

Inmiddels had ze zelf de puzzelstukjes één voor één bij elkaar gescharreld. Ze vroeg bij het voormalige verzet het ‘illegaliteitsrapport’ op waarin door het plaatselijke bestuur van de Stichting 1940-1945 in Ommen direct na de oorlog werd opgetekend wat Houtman voor het verzet betekende. Op één A-viertje was de verzetscarrière van de jonge Houtman vastgelegd.

Leden van het verzet 1940-1945
Staand v.l.n.r.: H.C. Hop (uit Almelo), J. Hoek (politieagent in Dalfsen), Dr. Wildervanck de Blécourt (huisarts in Ommen), J.H. (Harry) Niessen, Kees Metz, mevrouw Vogelaar (e.v. dominee Vogelaar), A.J.W. Vogelaar (dominee Geref. kerk Lemelerveld), Jacob Horstink, W. Wubs (politieagent in Dalfsen).
Zittend v.l.n.r.: Bertus Rutgers (uit Deventer), mevr. Wildervanck de Blécourt (e.v. huisarts), John (Engelse piloot), L. Jens (Canadese boordschutter), Marion Seigers, Jan Houtman.

Het eerste contact dateerde uit november ’42. Jan Houtman zorgde toen voor de verspreiding van het illegale Trouw in Ommen en omgeving en maakte foto’s voor vervalste persoonsbewijzen voor onderduikers, piloten en joden. “Begin 1943 werden te zijnen huize geallieerde piloten ondergebracht en verzorgde hij het verdere transport”, aldus het illegaliteitsrapport. Houtman was betrokken bij de kraak van een distributiekantoor voor bonkaarten in Dalfsen. Het rapport eindigde met de arrestatie. “Bij een poging tot ontvluchten werd hij door de Kontroll Kommando-man Bikker uit Kamp Erika te Ommen neergeschoten op 17 november 1944. De dood trad onmiddellijk in.”

De rechtszaak in Hagen zag Tjitske Houtman als een niet af te wenden stap in de verwerking. “Dit moest ik doen. Ik wilde het. Niet omdat het hoorde. Het was echt heel akelig allemaal. Maar ik wilde daar niet voor weglopen. Het was ook een deel van mezelf, wat daar gebeurde, het ging om mijn vader. Het was ook iets dat ik moest afmaken, vond ik.”

“Weet je wat het is: Bikker kreeg destijds levenslang van een Nederlandse rechter, maar hij is ontsnapt en heeft zich aan die straf onttrokken. Ik kreeg ook levenslang, maar ik kon er niet aan ontsnappen. Nooit. Het ging hier niet om mij, ik was niet belangrijk. Er waren massa’s kinderen die zonder hun vader zijn opgegroeid, maar dit leed woekerde zo door. Zelfs mijn eigen kinderen hebben een tik meegekregen.”

“Ik zag Bikker nog steeds als een heel nare man. Ik dacht in het begin, hij is 88 jaar, moet dit allemaal nog? Maar zoals hij daar zat en om zich heekeek, met die felle ogen… Ik hoopte dat hij werd veroordeeld. Al werd hij niet meer gevangen gezet, ik hoopte echt dat een Duitse rechter hem schuldig verklaarde. Hij had nooit één keer spijt betuigd.”

Geschreven in opdracht van Dagblad Trouw door Joop Bouma op 19 december 2003. Doorvertaling en herplaatsing met goedkeuring van mevr. Oort-Houtman op 30 april 2025.